Blog van Rob Sudmeijer, mantelzorger.
Bij de buitendeur van de spoelruimte van de woning waar mijn partner verblijft, verzamelt het zorgteam het afval. Dat kan naderhand naar de ondergrondse afvalcontainers op Sonnevanck gebracht worden. Wanneer ik de woning verlaat en het afval zie staan, loop ik meestal weer terug naar binnen en vraag of ik het even naar de container zal brengen. Recent gaf Melanie (uit privacy overwegingen niet haar echte naam) me antwoord: “Het mag, maar het hoeft niet natuurlijk.” Nogal impulsief antwoordde ik: “Je mag ook gewoon, ‘ja graag’, zeggen.”. Ze aarzelde heel even en zei toen: “Ja graag.”
In 2031 zal het tekort aan zorgpersoneel naar verwachting oplopen naar 135.000 werknemers. Dit blijkt uit onderzoek van ABF Research in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De tekorten zullen over de gehele zorgsector voelbaar worden. Maar met name de ziekenhuizen en verpleeghuizen zullen onder druk komen te staan. In 2031 kunnen ziekenhuizen te maken krijgen met een tekort van 24.400 mensen. De verpleeghuizen krijgen het naar verwachting nog pittiger met een tekort van 51.900 mensen. Met in gedachte de publieke reacties tijdens de eerste coronagolf vrees ik dat de uitdaging voor verpleeghuizen nog veel groter zal zijn. Toen stond menigeen voor het personeel van ziekenhuizen te applaudisseren, terwijl er zich achter de deuren van verpleeghuizen in stilte en zonder applaus complete drama’s voltrokken. Waarbij ik ook maar meteen aanteken dat tijdens die eerste coronagolf het zorgpersoneel dat mijn vrouw in Vlindertuin 1 verzorgde op fantastische wijze het contact tussen haar en ons gezin wist vorm te geven.
Ik hoop oprecht dat de verpleeghuizen in de toekomst niet opnieuw het kind van de rekening gaan worden. Er zal een enorm beroep gedaan worden op de vindingrijkheid van zorginstellingen. Die zijn daar gelukkig nu al mee bezig. Ze wisselen ervaringen uit en kijken hoe door middel van strategische allianties kennis, kunde en capaciteit gekoppeld kan worden. In diverse verpleeghuizen is in de afgelopen zomerperiode personeel dat niet ‘aan het bed staat’ (managementlagen, beleidsfuncties, etc.) ingezet als informele zorg. Met diverse positieve resultaten.
Aan het begin van de zomer kreeg ik op 23 juni 2022 als mantelzorger een brief van het management met o.a. de volgende tekst:
“Wij willen ook in deze periode ondersteuning vragen van u als naasten. Dit kan zijn in de vorm van hulp bieden met de maaltijd voor uw naasten, hulp bij het douchen van uw naasten of een spelletje doen met de bewoners, of wandelen. Mocht u hieraan kunnen bijdragen kan dit aangegeven worden op de afdeling. Wij hopen op deze wijze met elkaar de zomerperiode op een positieve wijze vorm te kunnen geven.”
Dat begreep ik. Dus ik meldde me bij het team als vrijwilliger om te helpen bij dat spelletjes doen en wandelen en als mantelzorger met de bereidwilligheid om te helpen bij het douchen van mijn partner. Op dat laatste volgde een duidelijke reactie van één van de leden van het zorgteam: “Je voelt je toch wel lekker hè? Dat douchen gaan we als team gewoon zelf oplossen.” Vanuit een opvatting van beroepseer begreep ik die uitspraak volkomen. Als ik in haar schoenen zou staan, zou ik vermoedelijk precies hetzelfde hebben gezegd. Maar ik vrees dat die reactie een nogal beperkte houdbaarheidsdatum zal hebben. Het zorgteam zal er niet aan ontkomen om de informele zorg in te zetten als structureel onderdeel van de bedrijfsstructuur en -cultuur en niet alleen in de zomerperiode.
Er kleven talloze nadelen aan de inzet van informele zorg. Niet alle potentiële vrijwilligers en mantelzorgers zijn er geschikt voor en/of bereid toe. Sommige mantelzorgers zullen een leeftijd hebben bereikt waarop ze die informele zorg ook helemaal niet meer kunnen geven. Of mantelzorgers die nog in het arbeidsproces zitten kunnen werk en informele zorg amper combineren. Ook de begeleiding van informele zorgverleners kost tijd en begeleiding. Zie ze bovendien maar eens te vinden en te trainen of op te leiden in het verlenen van dat type zorg. Tegelijkertijd zullen de zorgprofessionals moeten leren om los te laten en zich te beperken tot uitsluitend basale zaken die rechtstreeks tot hun bevoegdheid horen. Medewerkers met een geboren en getogen ‘zorghart’ zal dat aan datzelfde hart gaan. Tenzij er een constructieve samenwerking wordt gevonden tussen de formele en de informele zorg.
Is het dan allemaal volkomen hopeloos? Helemaal niet. We leven in het tijdperk van technologische mogelijkheden die enorm behulpzaam kunnen zijn. Niet zo heel lang geleden hield ik een select gezelschap van de Zorggroep voor dat men veel meer weet van cliënten / bewoners / gasten dan men zich realiseert. Alleen die kennis zit verstopt in allerlei laatjes van IT-systemen en/of in de hoofden van mensen die die informatie niet (kunnen) delen. Zou je dat via een systeem van kunstmatige intelligentie slim kunnen ontsluiten, dan zou je preventief te werk kunnen gaan bij de inzet van mensen, middelen, mogelijkheden en geld. De vooruitstrevende specialismen in ziekenhuizen doen dat al. Maar daar is dat een stuk eenvoudiger. Want ‘cure’ kan grotendeels gebaseerd zijn op technologische innovatie, ‘care’ is vooral mensenwerk. Maatwerk in de kwaliteit van zorg en leven is behoorlijk lastig te vatten in wiskundige algoritmen. Maar onmogelijk is het niet.
Eén ding zou nu al enorm helpen. Overtuig de zorgteams ervan dat ‘Ja, graag’ een antwoord is met een aanzienlijk grotere en meer waardevolle bijdrage aan een ronduit kritische zorgtoekomst dan vast houden aan goedbedoelde beroepseer. En weet: informele zorg kan heus wel het onderscheid maken tussen bevoegdheid en bekwaamheid.