Sinds ik een aantal jaren geleden tijdens een workshop leerde hoe ons brein werkt, ging er een wereld voor me open als het gaat om nóg beter contact maken met mensen met dementie.

Ik leg het even beknopt uit: je hebt een onderbrein (of emotioneel brein) dat zich ontwikkelt tot het vierde levensjaar, dit uit zich o.a. in spontaan en impulsief gedrag, én een bovenbrein (of denkend brein) dat zich ontwikkelt tussen het 4e en 25e levensjaar; dit gaat over het geheugen, plannen, contoleren van emoties etc. Bij dementie wordt het bovenbrein als eerste aangetast waardoor iemand zich snel overvraagd voelt. Beter is dus aan te sluiten bij het onderbrein. Toen ik dit wist schoof ik nooit zomaar een vrolijk familiekiekje onder iemands neus met de vraag: ‘wie is dit?’ Het werkt niet, iemand schiet in de stress want er wordt een antwoord verwacht en een gesprek komt nauwelijks op gang. Beter is om de foto voor iemand neer te zetten en te wachten. Je doet dan een beroep op het onderbrein waardoor iemand zelf de keuze kan maken wat ermee te doen.

In het kader hiervan gebeurde er laatst iets opmerkelijks. Het is een uur of tien, we zitten met de bewoners aan de koffie. Op de tafel ligt een krant opengeslagen: een paginagrote advertentie van het Rode Kruis is zichtbaar. Ik zie een afbeelding van een hulpverlener met een overduidelijk gewond kind in zijn armen en de oproep om geld te doneren voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. Eén bewoner heeft het ook gezien. Ik kijk naar hem hoe hij aandachtig de afbeelding bestudeert en dan roept met een overslaande stem: ‘Als ik nou heel veel geld had, dan zou ik er alles aan doen om dit te stoppen en die stakkers helpen. Ik zou er naartoe gaan en zeggen dat het moet ophouden: die arme kinderen, ik kan wel janken!’ Hij snikt zachtjes. Ik zeg niets en leg voorzichtig mijn hand op die van hem: zo laat ik hem voelen dat ik er ben.

Een aantal andere bewoners vraagt wat er aan de hand is: het heeft blijkbaar indruk gemaakt. Ik schuif de krant naar hen toe. Iemand slaat een hand voor zijn mond, een ander begint haar eigen herinnering aan de oorlog te vertellen en de volgende zegt dat ze heel goed begrijpt dat hij daar zo boos om wordt. Vervolgens ontstaat er een gesprek waarin ik merk dat de bewoners vooral hun gevoelens delen. Ik bevestig hen hierin, dat het er mag zijn en dat het oké is als je hier verdrietig van wordt.

Natuurlijk had ik de foto kunnen verbergen uit angst voor onrust; we willen eigenlijk alleen de mooie plaatjes laten zien, en dat is goed. Echter, dit voorbeeld laat zien dat mensen met dementie, net als wij, ook de behoefte hebben om hun emoties te uiten. Hoeveel opluchting kan het geven om een potje te huilen of om van je af te mopperen. Minder leuk nieuws en ernstige onderwerpen horen óók bij hun leven.

Na de koffie had niemand het er meer over, omdat zij de ruimte kregen en zij zich daardoor gekend voelden.

Ons brein: verbazingwekkend wat je merkt als je weet hoe het werkt!

Marie-Louise Noltee, woonzorgbegeleider in de Arcade in Ermelo